gertekoo

Category: friends

Bij de kandidatuur van Rik Van de Walle

RikAls onderwijsdirecteur van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur werk ik nauw samen met Rik Van de Walle. Dat geeft me de kans hem vaak van nabij aan het werk te zien.

Ik beschouw Rik als een goede vriend — het kan best dat mijn waarneming daardoor gekleurd is. En toch, vriendschap maakt niet blind, ze kijkt welwillend naar wat ze scherper waarneemt. Precies die welwillendheid is wat ik in Rik het meest apprecieer. Hij zal het niet altijd met je eens zijn — en hij zal je dat ook duidelijk maken — maar hij wil luisteren naar redelijke én emotionele argumenten, en is soepel genoeg om zijn mening te herzien. Doordat hij in een gesprek vaak hardop redeneert, hoor je hem soms van mening veranderen, en weet je — mits enige aandacht — meteen ook waarom en hoe dat is gebeurd. Dat vraagt wat soepelheid, maar maakt het uiteindelijk nog zo makkelijk.

Ik ken weinigen die zoveel energie halen uit hard werken als Rik. Hij heeft ambitie en visie, en is een intelligente strateeg, die zelden onvoorbereid aan een vergadering of discussie deelneemt. Hij is pragmatisch met oog voor het haalbare, en met geduld voor wat langer moet duren. Als decaan is hij er voor alle geledingen, met expliciete aandacht voor de standpunten en bezorgdheden van de studenten. Ik zie hem, ook als vakgroepvoorzitter, voortdurend zoeken naar redelijke en menselijke oplossingen met zorg voor de samenhang en het geheel. Hij heeft het daarbij evenmin als ik begrepen op administratieve verwikkelingen. Rik heeft mij alle vrijheid gegeven om mijn job als onderwijsdirecteur breed en eigenzinnig in te vullen, en is er altijd met raad, steun en direct constructieve feedback.

Hij deelt met veel ingenieurs de analytische geest, de creativiteit, en de aandacht voor en het inzicht in hoe systemen werken. Maar de meeste van onze gesprekken gaan over kunsten en letteren, en de filosofie van de wetenschap. Ik vond in hem een bondgenoot in het verbinden van verschillende disciplines, en voor het verruimen van de focus van onze ingenieursopleidingen. Als oprichter van de MultiMediaLab-onderzoeksgroep weet hij zelf heel goed hoe toegepast onderzoek werkt en moet worden gestuurd, maar — en dat is wellicht minder vanzelfsprekend voor ingenieurs — hij ondersteunt actief de ongeleide projectielen die wij, de fundamentelen in onze faculteit, vaak willen zijn.

Ik denk dat Rik een hele goeie rector zou zijn, die energie, visie, zin voor strategie, compromisbereidheid en een flinke dosis humor kan combineren met een multiperspectivistische houding. Zijn rectoraat zou kunnen helpen om de verschillende gezindten aan onze alma mater te verenigen. Wij staan met alle UGent’ers voor een open, breeddenkende en grensverleggende universiteit. De rest is een achterhoedegevecht.

Jasper De Bock’s PhD defense

Jasper De Bock publicly defended his PhD dissertation at Ghent University on May 13, 2015. With great success.Title page

As his promoter, I closed the ceremony with a short laudatio in Dutch:

Beste Jasper

Zo’n vijf jaar geleden stapte je voor het eerst m’n kantoor binnen, en ik weet niet of je toen iets heb horen piepen, of kraken, of misschien wel scheuren: je leven is die dag onherroepelijk gekanteld van bouwkunde naar waarschijnlijkheid.

Je kwam toen, vergezeld door en op aanraden van Arthur, kijken welke masterproeven ik voor jullie in petto had.

De tweede keer dat ik je zag, hadden jullie beiden ervoor gekozen om bij mij een masterproef te doen. Je vroeg dan maar meteen of je mij “Gert” kon noemen. Nu ja, vragen, het leek eerder een vaststelling … Van Arthur wist ik meteen dat ik hem leuk ging vinden. Bij jou dacht ik dat dat misschien wel zou lukken.

Wist ik veel.

Na drie maanden had je een algoritme geschreven dat ik revolutionair vond, en nog steeds vind. Na vier maanden was je FWO-aanvraag binnen. Na vijf maanden reden we met een mini-Cooper door de bergen rond Lugano omdat ik dacht dat een aantal experten daar je ideeën wel zouden kunnen smaken.

Het was de eerste van een aantal gezamenlijke reizen naar conferenties en buitenlandse universiteiten. We noemen ze road-trips, en ook Arthur en Stavros waren en zijn vaste compagnons. Samen werken aan slides, mekaar ‘s nachts van hotelkamer naar hotelkamer sms’en met scans van bewijzen, van de grote teen naar de knieholte van Italië rijden, heel vroeg gaan zwemmen in de Adriatische Zee, en vis, man, die vis die er zo lekker is.

We hebben ook veel onderzoek met z’n tweeën gedaan: of samen aan het bord, of jij telkens weer op de glazen tafel waarvan ik je elke keer weer moest vragen om er niet op te gaan zitten omdat ik zeker was dat je erdoor zou zakken, of allebei in een zetel, of ergens nagenoeg ondersteboven op een trap, of gewoon op de vloer. Jij bent de enige onderzoeker die ik ken die ondersteboven nadenkt omdat er dan meer zuurstof naar je hersenen vloeit.

Er zijn zo een aantal artikels waarop ik echt wel trots ben, en twee daarvan hebben we samen geschreven; samen genoeg voor meer dan 150 bladzijden. Dat was soms wroeten, dan weer spelen, en af en toe verhitte tweekamp. Maar het voelde vaak aan als voetbal, de perfecte combinatie, waarbij het niet uitmaakte wie die verrassende dieptepas gaf, en wie voor het doel afwerkte na een niet te anticiperen schijnbeweging.

Je bent, zonder een schijn van concurrentie, de meest luidruchtige jongen die ik ken. Je maakt ongeveer bij alles lawaai. En dat kan bij mij, bij wie indrukken soms nogal hard binnenkomen, hoe zal ik het zeggen, al eens een hevige reactie opwekken. Vandaar de aankoop van een lawaaionderdrukkende BOSE-hoofdtelefoon, een van mijn beste investeringen van de laatste vier jaar.

Maar weet je wat, gast? Dat is helemaal niet erg. Al dat lawaai is jouw reactie op die toverdoos van indrukken die de wereld voor jou is: het beeld van de jongen in de speelgoedwinkel is voor jou uitgevonden. Ik ben blij dat we in een maatschappij leven waarin universiteiten bestaan die aan mensen zoals jij de kans geven om ideeën met passie achterna te zitten, ze kritisch te fileren, en ze met vuur aan anderen over te brengen.

Ik ben blij dat je hier nu bent beland vandaag, ik ben trots dat ik je hierbij heb mogen gidsen en helpen, en ik ben vol vertrouwen dat je het hierna verder schitterend gaat doen.

Gert de Cooman, Gent, 13 mei 2015.

Mijn vriend Da Ruan

Da Ruan


Je hebt ons verlaten, totaal onverwacht, en ik weet nog altijd niet goed hoe ik daarmee om moet. Ik zal later wellicht kunnen nadenken over wat het voor mij betekent, nu wil ik gewoon nog even met je praten. Ik geloof niet in leven na de dood, dus praten lijkt allicht een zinloze oefening. Maar ik wil je nu bij me houden, in mijn hoofd.

Ik zag je voor het eerst op een maandag in 1987, je kwam net aan uit China, en ik heb je toen een beetje opgevangen. Opgevangen zoals een jongen van 22, die nog nooit voor iemand heeft gezorgd, dat doet, onhandig en met veel goede bedoelingen, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Ik herinner me lessen Chinees, wandelingen in mijn geboortedorp, spaghetti bolognaise met een beetje mayonaise om je te plagen, nachtelijke trektochten door Gent, lange, lange middagen in de Overpoort, je eerste kerstavond in Gent met teveel wijn bij mijn grootvader: je kon er niet tegen, en ik heb me toen echt zorgen om je gemaakt.

Na je promotie zijn we elkaar een beetje uit het oog verloren, elk zijn leven, zoals dat soms gaat, blijkbaar. Tot ik vorig jaar in Shanghai het voorrecht had om samen met je familie, Etienne Kerre en Andrea De Kegel, en Dirk Aeyels je vijftigste verjaardag te vieren (het opvangen is toen door jou gedaan, en je was er zoveel beter in). Waarom denken we toch altijd dat we nog alle tijd van de wereld hebben?

Je was een ingoede man, en een goede wetenschapper: daar kan ik met enige kennis van zaken over spreken. En wat ik me steeds van je zal blijven herinneren (en ik ben zeker dat ik niet de enige hierin ben), Da, is hoe elke keer dat je me zag, hoe lang het ook geleden was dat we elkaar hadden gezien, je gezicht en je ogen begonnen te stralen, en je mij het gevoel gaf dat ik bijzonder voor je was.

Da, je was een schitterende kerel, en ik vond het een voorrecht dat ik je mijn vriend mocht noemen.